Na amper twee albums had de Fransoos Martin Solveig al zoveel hits op zijn conto, dat hij een best of mocht uitbrengen. We belden de Tomorrowland-headliner terwijl hij in de studio de puntjes op de i van zijn nieuwe langspeler ‘C’est La Vie’ zette.


Hoe gaat ie?
MARTIN SOLVEIG: “Fantastique, dank je. Ik wacht alleen tot het hier eindelijk zomer wordt. Het regent hier al zes maanden aan één stuk en dat ben ik kotsbeu.”

Idem dito. Vonden je ouders een deejaycarrière meteen een goed idee? Of hebben ze je weleens aangepord om eerst een ‘serieuze’ job te zoeken?
SOLVEIG: “Elke ouder zal de wenkbrauwen wel even fronsen als je vertelt dat je een artistieke carrière najaagt. Maar ik heb mijn ouders nooit horen klagen. Dat komt waarschijnlijk omdat ik een universiteitsdiploma management achter de hand hou. Ik studeerde nog toen ik mijn eerste plaat opnam.”

Je hebt als jongeling nog in een kerkkoor gezongen en je nam de vocals op enkele eigen nummers voor je rekening. Hoe zit het met je zangambities?
SOLVEIG: “Ik zing steeds vaker zelf, ook live. ‘t Is geweldig om mijn nummers met een hele band te brengen en de ene keer achter een laptop, een andere keer achter de keyboards en dan weer achter de microfoon te gaan staan. Op mijn nieuwe plaat heb ik weer drie tracks zelf ingezongen.”

Je deejaysets zijn een potpourri van warme, vaak afro-getinte house en toegankelijke electro. Is dat ook wat we op die nieuwe worp mogen verwachten?
SOLVEIG: “De Afrikaanse invloeden heb ik ditmaal achterwege gelaten. Ik focus nu meer op funk en pop. Ik zal later nog wel terugkeren naar die zwarte touch, maar albums maken is een cyclus waarin je telkens iets nieuw moet proberen. Het heeft me veel tijd gekost om uit te vissen welke richting ik eigenlijk uit wilde, maar toen ik de single ‘C’est La Vie’ schreef, had ik de juiste invalshoek én de titel van de plaat te pakken. De rest ging vanzelf.”

Geloof je er rotsvast in wanneer je een nieuwe weg inslaat? Of heb je soms nachtmerries over teleurgestelde fans die het maar niks vinden?
SOLVEIG: “Muziek is subjectief en er zijn heel wat externe factoren – marketing of zelfs de kleur van de platenhoes – die de mening van mensen beïnvloedt. Je weet dus nooit zeker of iets zal aanslaan. Maar ik ben zelf erg tevreden over het album – dat is al een begin (lacht). De rest zien we wel.”

Je hebt in ieder geval steeds leuke videoclips. Heb je daar zelf eigenlijk veel over te zeggen?
SOLVEIG: “Ja hoor. Videoclips zijn mijn nieuwe liefde: wanneer ik tegenwoordig een nummer schrijf, zie ik de beelden van de video al voor me. Misschien ga ik binnenkort zelfs clips regisseren voor andere artiesten. Die passie komt trouwens niet zomaar uit de lucht gevallen: ook fotografie, hedendaagse kunst en film boeien me mateloos.”

Dan neem ik aan dat je wel wat aandacht besteedt aan je interieur? ‘Toon me je huis en ik vertel wie je bent’, zeggen ze hier. Klopt dat voor jouw?
SOLVEIG: “Ik denk het wel: mijn interieur wordt gedomineerd door schilderijen, waardoor mijn huis erg kleurrijk is. En ik hou van afwisseling: ik kan er niet tegen dat meubels of schilderijtjes lang op dezelfde plaats staan.”

Ik hoorde onlangs een houseproducer zeggen dat er veel afgunst en jaloezie is in de deejaywereld. Heeft hij gelijk?
SOLVEIG: “Maar nee. Ik merk er alleszins niets van. Misschien is dat omdat ik niet voortdurend in de buurt van andere deejays hang. Maar voor zover ik weet, is de sfeer tussen muzikanten – zeker in Europa – heel vriendschappelijk.”

Heb je je recentelijk nog verbaasd over één of andere evolutie?
SOLVEIG: “Ik voel dat undergroundmuziek aan een comeback bezig is. Een paar jaar terug waren het grote kleppers als Madonna, The Neptunes en Timbaland die origineel en futuristisch uit de hoek kwamen. Nu moet je de creativiteit weer in het alternatieve circuit gaan zoeken: overal ter wereld schieten kleine, interessante stromingen uit de grond. Denk maar aan nu rave, of de nieuwe golf van Franse electroproducers als Yuksek of Justice. Het bijzondere is dat veel van die nieuwe subculturen losstaan van elkaar en het wachten is op kruisbestuivingen die bij het brede publiek in de smaak vallen. Een boeiende periode!”

Je liet ‘C’est La Vie’ remixen door electro- en electrohouseproducers uit België (Goose), Italië (The Bloodie Beetroots), Zweden (John Dahlbäck) en Nederland (Fedde Le Grand). ’t Is opmerkelijk dat je je Franse collega’s over het hoofd ziet, net nu de Franse electro populairder is dan ooit.
SOLVEIG: “Ik waardeer wat mijn landgenoten doen, maar ik kijk graag over de grenzen van landen en genres heen. Ik koos bijvoorbeeld voor Goose omdat ik verliefd ben op Belgische electro. De mannen van Soulwax zijn mijn helden! En ik geef nieuwkomers als Goose of The Bloodie Beetroots graag de kans om zich te bewijzen. Jonge talenten zijn doorgaans ook gemotiveerder dan iemand die al honderd nummers geremixt heeft.”

Over remixen gesproken: de vorige keer dat ik je voor Release sprak, gaf je toe eigenlijk een slechte remixer te zijn. Heb je je skills intussen bijgeschaafd?
SOLVEIG: “Eerlijk? Nee. (lacht) Maar nu ga ik er écht werk van maken. Ik heb Fedde Le Grand en Bob Sinclar beloofd om een nummer van hen te remixen, dus ik móet wel. Maar mijn remixwerk zal altijd héél beperkt blijven. ‘t Is een discipline waarin ik me absoluut niet thuis voel.”

Iets anders: beeld je eens in dat je een tattoo moet laten zetten. Wat zou het worden? Een symbool of een slogan die jou typeert?
SOLVEIG: “I love my mum natuurlijk! Zeker als het maar één tattoo is. Dan moet je wel kiezen voor de meest essentiële boodschap die er is.” (lacht)

Joris Jonckheer

(gepubliceerd in Release Magazine, april 2008)

Blog Widget by LinkWithin

One Response to "Interview Martin Solveig"