Hoewel Paul Kalkbrenner al tien jaar verdienstelijke fluwelen techno fabriceert, treedt hij nu pas écht op het voorplan. Dankzij zijn acteerdebuut – meteen de hoofdrol - in de film ‘Berlin Calling’ en het hitparadesucces van ‘Sky and Sand’ uit de bijhorende soundtrack, rijst ’s mans eigenzinnige ster razendsnel omhoog.




Het is halfvier ’s middags wanneer we de immer gezonnebrilde Duitser – zijn wij de enigen die de gelijkenis met De Joeri frappant vinden? – uit zijn Berlijnse bed bellen. Of het gisteren laat is geworden, willen we weten. “Het was een rustige avond, maar ik doe er soms nogal lang over om in te dutten”, geeuwt de kale acteur-deejay. ‘Vannacht heb ik bijvoorbeeld tot in de vroege uurtjes zitten lezen. Ik ben bezig in 'Germany: Jekyll & Hyde' van Sebastian Haffner, een van de belangrijkste Duitse essayisten uit de oorlogsjaren. Maar ’t is goed dat je me wakker belt. Halfvier is een mooi uur om op te staan.” (lacht)

‘Sky and Sand’ scheert hoge toppen in de Ultratop, wat best uitzonderlijk is voor zo’n nummer. Wist je bij de geboorte van de track meteen dat je goud in handen had?
KALKBRENNER: “Dat het een bijzonder nummer was, had ik snel door. Maar dat het nu zelfs in de hitlijsten belandt, is een grote verrassing voor mij. It’s crazy! Wist je trouwens dat het aanvankelijk een rocksong was? Mijn broer Fritz, die het nummer zelf inzong, had de tekst geschreven en er een soort gitaarnummer van gemaakt. Een halfjaar later heb ik een nieuw track rond de zanglijn gebouwd en ‘Sky and Sand’ was het resultaat. En als je de song hoort nadat je de bijhorende film hebt gezien, heeft die nóg meer impact. Het hele plaatje past perfect in elkaar.”

In ‘Berlin Calling’ kruip je in de huid van Ickarus, een deejay die wereldwijd furore maakt, maar doordraait en in een psychiatrische instelling belandt. Ken je zelf soortgelijke gevallen?
KALKBRENNER: “Ik heb Ickarus gebaseerd op de problemen van verschillende personen. De film bundelt heel wat waarheidsgetrouwe verhalen, die regisseur Hannes Stöhr uitvergroot door ze allemaal door één persoon te laten beleven. Het is een schets van de verleidingen en de angsten waarmee artiesten vroeg of laat te kampen krijgen. Maar je hoeft natuurlijk niet persé op een podium te staan om jezelf in nesten te werken; iederéén zal bepaalde situaties herkennen. En ook mensen die de Berlijnse uitgaanswereld een beetje kennen, zullen een vertrouwd gevoel krijgen. ’t Is dus ook een portret van Berlijn als muziekmetropool met al haar mooie kanten, maar de film belicht evengoed de shaduwzijden.”

Drugs zijn een belangrijk thema in ‘Berlin Calling’.
KALKBRENNER: “We hebben daar nogal wat research naar verricht. We zijn nagegaan welke middeltjes in trek zijn op en naast de dansvloer. Zo gaan er blijkbaar ecstasyvarianten rond die je bloeddruk en lichaamstemperatuur helemaal ondersteboven halen. Heel gevaarlijk spul. We willen zeker niet met het opgestoken vingertje preken dat je van de drugs moet afblijven. Dat werkt ook niet. Maar als je ze toch gebruikt, zorg dan dat je weet wat je pakt, want er circuleert heel wat levensgevaarlijke rommel.”

Beginnende acteurs vinden het vaak verschrikkelijk wanneer ze zichzelf voor het eerst op het witte doek zien. Viel dat bij jou wat mee?
KALKBRENNER: “Ik ben narcistisch genoeg om daar geen problemen mee te hebben. (lacht) Ik zie mezelf eigenlijk best graag bezig. ’t Is wel cool om jezelf in een film te zien spelen.”

Omschrijf jezelf eens als acteur.
KALKBRENNER: “Ik ga nog een stapje verder dan bij method acting. Ik heb mezelf gedurende een jaar of vier intensief vastgebeten in dat Ickarus-personnage. Dat was ook nodig, want ik bén helemaal geen acteur. Ik heb niet de bagage om me op een week tijd in te leven in zo’n rol en ik heb geen enkel benul van de do’s en don’ts van het acteren. Maar misschein is dat net mijn sterkte.”

In de vorige Release verklapte je dat je een perfectionist bent, en bijgevolg een onmogelijke mens om mee samen te werken. Heeft dat niet voor problemen gezorgd op de filmset?
KALKBRENNER: “Daar was ik zelf bang voor, maar het klikte wonderwel met iedereen. Dat komt omdat iedereen aparte taken had en zich niet te veel bemoeide met elkaars werk. Ik zie mezelf nog steeds geen muziek maken met iemand anders, want dan moet je sowieso toegevingen doen. Nee, ik heb echt genoten van de opnames. ’t Is een nieuwe wereld die voor me opengaat en het geeft een goed gevoel om deel uit te maken van zo’n groot project. Of ik al aan een nieuwe filmklus denk? Daar is het nu nog te vroeg voor. Er is nog veel werk met het promoten van ‘Berlin Calling’ – de dvd komt uit in augustus – maar ik zeg zeker niet neen tegen een nieuw filmavontuur.”

KNOPJES OM AAN TE DRAAIEN

Terug over naar muziek. Welke albums hebben een vaste stek op je iPod?
PAUL KALKBRENNER: “Geen. Ik luister niet naar muziek.”

U zegt?
KALKBRENNER: “Ik weet dat het nogal ongewoon is in mijn sector, maar ik heb er geen behoefte aan. Ik creëer zélf. Niet dat ik andermans werk niet waardeer – wat ik al gehoord heb van de nieuwe samenwerking tussen Apparat en Modeselektor vind ik bijvoorbeeld heel knap – maar als je muziek beluistert, beïnvloedt dat onvermijdelijk je eigen werk. En ik wil niet dat die input van buitenaf de muziek die in me zit aantast.”

En wat zit er dan precies in je? Bestaat er een soort definitie van je muzikale missie?
KALKBRENNER: “Die bestaat, maar ik slaag er niet in om die in woorden te vertalen. Je kan makkelijk horen dat een song van mij is, en niet van iemand anders. Het gaat om klanken die een bepaald gevoel teweegbrengen waar je geen naam op kunt plakken. Maar het bestaat, absoluut.”

Heb je desondanks al platen uitgebracht waar je bij nader inzien niet helemaal tevreden over bent?
KALKBRENNER: “Mijn tweede album, ‘Zeit’ uit 2001, heb ik een beetje te snel in elkaar gebokst. Daar heb ik nu spijt van, ja. Maar dat gebeurt nu eenmaal en een mens mag niet te beroerd zijn om dat toe te geven.”

Meer nog dan bij notoire vriendenclubjes als Ed Banger of Defected heb ik de indruk dat de artiesten bij Bpitchcontrol nogal aan elkaar hangen. Zien jullie elkaar ook buiten de clubs?
KALKBRENNER: “Diegenen die in Berlijn wonen, trekken vaak met elkaar op. Sascha Funke is al jarenlang een van mijn beste vrienden en ook Zander VT en Ellen Allien zie ik vaak. Anderen, zoals Lee Vondowski wonen wat verder, maar dan nog komen we elkaar om de haverklap tegen bij optredens. Het woord familie is dus wel op zijn plaats. Dat kan ook niet anders als je al zo lang nauw samenwerkt.”

Je labelbazin Ellen Allien kennen we natuurlijk, maar waarom zijn er volgens jou zo weinig vrouwelijke deejays?
KALKBRENNER: “Ik zou het echt niet weten. Ik vermoed dat het technische aspect van deejayen – platenspelers, mengpanelen, knopjes om aan te draaien – sowieso eerder jongens aanspreekt. En als een vrouwelijke deejay er toevallig goed uitziet, krijgt ze meteen het verwijt dat ze het enkel achter de decks staat dankzij haar looks. Ze moeten zich veel meer bewijzen. Ik vrees dus dat de mannelijke dominantie in het wereldje nog lang zal duren.”

Joris JONCKHEER

(gepubliceerd in Release Magazine, februari 2009)

Blog Widget by LinkWithin

One Response to "Interview Paul Kalkbrenner"