Na vijf jaar vallen en opstaan heeft Joakim Ijäs – Kiki voor de vrienden – zijn tweede langspeler voltooid. Het resultaat mag er zijn: de fluwelen techno van de naar Berlijn uitgeweken Fin bulkt van de mistige harmonieën, potige grooves en oorstrelende verrassingen.


In zijn producties verweeft Kiki zijn veelkleurige muzikale verleden. De minimalbeats zijn immer present, maar daaromheen legt de man links naar zijn klassieke scholing (al voor zijn tiende had kleine Kiki viool en piano onder de knie) en zijn dagen bij Liisanpuisto, de Finse versie van ’t Hof van Commerce. Vooraleer we hem enkele dilemma’s voorschotelen, willen we eerst van hem weten of er nog hiphopbloed door zijn aderen stroomt.

KIKI: “Minder dan vroeger. Ik heb genoten van de bloeiperiode van oldschool hiphop rond het einde van de jaren tachtig. Maar met de opkomst van gangsta rap en MTV-hiphop ben ik afgehaakt. Plots begon iedereen dezelfde kleren te dragen en werd het more fashion than passion. Maar thuis leg ik nog geregeld een plaatje van J Dilla op.”

Wat zijn je eerste herinneringen aan elektronische muziek?
KIKI: “Toen ik hiphop beu was, heb ik techno ontdekt. Ik was toen zestien en er waren regelmatig illegale party’s in verlaten magazijnen. Zodra ik een gerucht opving over zo’n feestje, sloop ik het huis uit om te gaan zoeken naar de locatie. Soms bleek er niets van aan, maar andere keren belandde ik plots in een loods waar tweeduizend man ronddanste op muziek die ik nooit eerder gehoord had. Héérlijke tijd!

Heb je ooit overwogen om iets anders te doen dan muziek maken?
KIKI: “Ik ben eigenlijk naar Berlijn gekomen om architectuur te studeren. Ik heb een poosje bij een architectenbureau gewerkt en daarna ben ik communicatie en grafisch ontwerp gaan studeren. Dat ging goed tot er interesse kwam voor mijn nummers en ik overal werd gevraagd om te gaan draaien. Sindsdien heb ik nooit meer aan iets anders dan muziek gedacht.”

Je nieuwe album heb je ‘Kaiku’ gedoopt. Leg eens uit.
KIKI: “Kaiku is het Finse woord voor echo. De titel gaat over de manier waarop de plaat tot stand kwam. Ik heb regelmatig met de handen in het haar gezeten. Ik schreeuwde het soms uit van frustratie, maar op een of andere manier was er altijd wel iemand die een oplossing terugkaatste, als een echo die antwoordde op mijn hulpkreten. Zo wilde ik bijvoorbeeld persé een cello op twee nummers, maar ik kende niemand die dat instrument bespeelde en celloklanken uit synthesizers vond ik maar niks. Ik wilde het plan net overboord gooien, tot er plots een oude vriend opdook, die intussen blijkbaar getrouwd was met een professionele celliste. Zo ging het vaak: veel gezucht, maar uiteindelijk kwam alles op zijn pootjes terecht.”

Hoe gedraag jij je als je zelf op de dansvloer staat?
KIKI: “Ik dans steeds alsof mijn leven ervan afhangt! Tijdens het draaien kan ik ook niet stilstaan. Ik hoor soms deejays vertellen dat ze er wat verloren bijliepen op feestjes omdat ze niet konden dansen en dan maar achter de draaitafels zijn gaan staan, maar dat vind ik een rare uitleg. Hoe kun je nu weten wat je publiek wil als je niet een van hen bent?”

DILEMMA’S

Trance of r&b?
KIKI: “Bij voorkeur geen van de twee. (lacht) Via Jay Haze, die meewerkte aan mijn album, vang ik soms wel wat leuke underground r&b op. Af en toe zit daar best een goed nummer tussen, dus ik ga voor de r&b. Van trance ben ik hoegenaamd geen fan.”

Rookvrije clubs of locaties waar je rustig een sigaret kan opsteken?
KIKI: “Ik rook zelf niet, dus ik vind het zalig om af en toe in een club te komen waar roken verboden is. Maar ik heb veel rokende vrienden die van mening zijn dat een stevige sigarettengeur een onmisbaar onderdeel van het nachtleven is, dus soms heb ik wel medelijden met hen. Moet ik echt kiezen? Rookvrij dan maar.”

Vrolijke deuntjes of melancholische muziek?
KIKI: “Het eerste! Ik ben van nature uit heel optimistisch ingesteld. Akkoord, mijn muziek klinkt vaak donker en soms zelfs zwaarmoedig, maar er schijnt steeds licht aan het eind van de tunnel.”

Een lange set in een kleine club of een uurtje draaien op een groot festival?
KIKI: “Da’s een moeilijke. Ik speel dolgraag lange sets – daarin kan je echt een verhaal vertellen – maar op festivals draai ik helemaal anders. Dan keer ik terug naar mijn hiphoproots en mix ik aan een heel hoog tempo. Ik kies voor de lange clubset, maar ik zou het niet kunnen missen om een paar keer per jaar een korte en krachtige festivalset te draaien.”

Slowfood of fastfood?
KIKI: “Slowfood, zeker weten! Ik kook graag en ik geniet ervan om urenlang te tafelen met vrienden. Ik let ook steeds op mijn gezondheid: ik vermijd in de mate van het mogelijke ongezonde kost, ik sport veel en tussen de tournees door neem ik vaak een paar weken rust om mijn lichaam te laten recupereren.”

En de laatste: Berlijn of Helsinki?
KIKI: “Berlijn. Helsinki zit voor eeuwig in mijn hart – ik ben er geboren – maar ik keer er maar af en toe terug om oude vrienden op te zoeken. Berlijn is mijn thuis. Het mooie aan deze stad is dat het een van de weinige plaatsen is waar je je boterham kan verdienen door ongeremd je artistieke ding te doen, zonder dat je compromissen moet sluiten. Drie jaar geleden heb ik wel even overwogen om weer naar Finland te verhuizen omdat het economisch niet zo goed ging met Duitsland. Maar tegenwoordig draait de economie overál vierkant en ben ik beter af in Berlijn dan in een klein landje als Finland, dat helemaal afhankelijk is van een handvol grote bedrijven. Ik zit hier goed!”

Joris JONCKHEER

(gepubliceerd in Release Magazine, maart 2009)

Blog Widget by LinkWithin

One Response to "Interview Kiki"